woensdag 7 januari 2015

Romantiek en realisme invalshoek 6


Invalshoek 6: Kunst intercultureel


1             Wereldtentoonstellingen en fotografie (etnografisch, reisfoto’s)


 
Afbeelding 1;“afdeeling Nederlandsche koloniën” van de Wereldtentoonstelling in Amsterdam in 1883. (foto: Pieter Oosterhuis, collectie Tropenmuseum)

De  wereldtentoonstellingen waren gericht op technologische vooruitgang en handel. Producten uit de koloniën hoorden daar ook bij. Organisatoren vonden al gauw dat er speciale afdelingen ingericht moesten worden, waar wilde en exotische mensen tentoongesteld konden worden. De gemiddelde Europeaan bezat in de 19e eeuw weinig kennis over bewoners van andere continenten. Om ze dan in levende lijve te zien tijdens deze tentoonstellingen was lange tijd een goed betaalde vorm van amusement.

   a          Westerse mensen vonden de beschaving van de exotische volkeren maar apart. Zij waren het heel anders gewend en vonden wat zijn deden het ‘goede’ en alles wat ze niet kenden werd al snel al het ‘slechte’ gezien.
 














Afbeelding 2, 1897 Foto Bethanisch meisje
 
 
 
 
 
 
 


 
 
 
 
 
Afbeelding 3, 1855-1898 Foto Francis Frith, reis Egypte
 
b          Bekijken afbeelding 2 Fotografie werd gebruikt voor het onderzoek naar rassen doordat men de bevolking makkelijk kon vast leggen. Je ziet de mensen hoe ze er echt uit zagen in hun traditionele kleding en omgeving. Afbeelding 2, 1897 Foto Bethanisch meisje

c          Bekijk afbeelding 3 Francis Frith gebruikte fotografie om bijzondere plekken vast te leggen die hij tegen kwam tijdens zijn reizen.

2             Japonisme: Impressionisten zijn niet alleen door de fotografie uit hun tijd beïnvloed. Op wereldtentoonstellingen zien ze Japanse prenten, afdrukken van houtsnedes. Kenmerken van Japanse prenten zie je o.a. terug in werk van impressionisten.


Afbeelding 4, George Hendrik Breitner De rode Kimono 1893


 














Afbeelding 5 Hokusai, Sumoworstelaar, 1814-1878 houtsnede

a         











 
Afbeelding 6 Edgar Degas, Naakte vrouw, 1886 pastelkrijttekening

          Bekijk afbeelding 4, 5 en 6.  Welke kenmerken van de voorstelling hebben de impressionisten overgenomen van de Japanse prenten? De klederkracht zoals de kimono’s met daarop een bloemetjes print. Ook de printen van het tapijt en op het bed zijn Japans. En de houding van de sumoworstelaar. Ook de afbakening van het beeld is afgeleid van de Japanners. Er worden halve voorwerpen of mensen afgebeeld.
b          Welke kenmerken van de vormgeving zie je terug bij de impressionisten uit de Japanse prenten? De harde contourlijnen en het harde kleurgebruik. 

 


Afbeelding 7 Ando Hiroshige, Bloeiende boom, houtsnede 1856 

Afbeelding 8 Vincent van Gogh Bloeiende boom , olieverf op doek 1886
 
 

   c           Welke vormgevingsaspecten neemt Van Gogh met dit schilderij over van de Japanse                 houtsnede van Hiroshige? Het kleurgebruik en de zwarte omlijning (vooral bij de achterste bomen)
   d          Waarom denk je dat Japanners veel interesse hebben in het werk van Van Gogh? Het werk lijkt op dat van hun, maar dan ook met andere technieken.
 

3             Ook impressionistische musici zijn in de ban van Japanse kunst. Debussy gebruikt in zijn composities ook Japanse instrumenten. De titels van zijn werk zijn vaak erg visueel: Nuages  (Wolken),  Brouilards (Mist), Des pas sur la neige, (Stappen in de sneeuw). La mer  (De zee) is gebaseerd op het werk van Kohusai: De  Golf.

 

Afbeelding 9 Kohusai De Golf, 1830

   a          Zoek op internet een fragment van La mer, van Debussy. Herken je niet westerse instrumenten? Ja ik herken niet westerse instrumenten, zoals fluiten en een hobo.
   b          Is de compositie van Debussy opgebouwd volgens de klassieke regels? Waarom wel/niet? Nee, de muziek heeft geen hoorbare thema's meer en hij gebruikt verschillende toonsoorten door elkaar.

woensdag 17 december 2014

Romantiek en realisme invalshoek 5


Invalshoek 5: Kunst, wetenschap en techniek

1             Muziek- en kunstgeschiedenis zijn als zelfstandige disciplines in de 19e eeuw ontstaan, omdat de klassieke opvatting over kunsten steeds meer ter discussie komt te staan. Daardoor komt er behoefte aan onderzoek. Feitenonderzoek en biografische studies staan in de belangstelling.

2             Specialisatie in de kunsten maar ook behoefte aan samengaan in Gesamtkunstwerk Enerzijds ontstaat ballet als aparte discipline, maar anderzijds worden opera’s geschreven als een Gesamtkunstwerk.  Een goed voorbeeld hiervan is Der Ring des Nibelungen van Wagner.

   a          Der Ring des Nibelungen is een operacyclus over de tragedie van de wereld: de strijd van egoïsme en liefde. Dit is een reeks opera’s over het verhaal van Wotan en de tragedie van de wereld: de strijd van egoïsme en liefde. De heer van Walhalla wilt een fort bouwen en gebruikt goud gestolen van de Rijndochters. Over het goud heerst een vloek en alleen mensen met een zuiver hart en ontembare moed kunnen het goud overwinnen.

  b           Waarom past dit verhaal goed in de romantiek? De romantiek gaat over het vluchten naar droomwerelden, bijvoorbeeld sprookjes. Ditverhaal is gebaseerd op een sprookje/mythe en de dingen die gebeuren zijn geen realiteit.

  c            Wagner gaat erg ver in Gesamtkunstwerk leg dit uit. Wagner ziet poëzie, decor, handeling en muziek als een eenheid. Hij gooit de bestaande regels van een opera overboord. De vaste indeling in afgeronde nummers verdwijnt en een oneindige melodie komt ervoor in de plaats. Hij gaat hier erg ver in, omdat hij alles op elkaar af wilt stemmen en bereid is om alle bestaande regels over hoop te gooien.

 

3             Uitvinding gaslicht

a          Wagner en zijn opvatting over verlichting in zijn voorstellingen: De verlichting zorgde voor een bepaalde sfeer. Met verlichting kon je dus heel goed een sfeer opwekken.

   b          Gaslicht geeft veel meer licht dan kaarslicht en is minder brandgevaarlijk.

 

4             Samenwerking met ingenieurs
 

 Crystel Palace, 1851, Paxton

   a          Het Crystal Palace is gebouwd voor  de wereldtentoonstelling van 1851 in London. Het bestaat uit gietijzer en glas.Crystel Palace, 1851, Paxton

   b          Het gebouw lijkt een beetje op een grote broeikas. De ontwerper Joseph Paxton was oorspronkelijk ook een broeikas bouwer.

   c           Het was erg bijzonder dat deze materialen werden gebruikt mij zo’n gebouw. Voorheen was dit nog nooit gebeurt en het enorme grote maakte het erg lastig en niet eerder geprobeert.

   d          De Eiffeltoren is ook tijdens een wereldtentoonstelling gebouwd. Bij de bouw is gebruik gemaakt van staal. Wat voor die tijd erg vernieuwd was.

 

5             Fotografie

a          Fotografie is het met behulp van licht moment vast leggen in een afbeelding. Je bevriest als het ware het moment. De eerste foto’s werden gemaakt door een donkere doos of ruimte te maken met 1 gaatje waar het licht door viel. Dat licht viel dan op lichtgevoelig papier en kon dan ontwikkeld worden tot een foto. Later werd hier een analoge camera voor gebruikt waar dan licht op een filmpje viel. Dat filmrolletje moest je dan in het donker in ontwikkel vloeistof leggen, waarna de afbeelding zichtbaar wordt. Tegenwoordig worden veel foto’s met een digitale camera gemaakt.

b          De uitvinding van de fotografie is in 1837 door Louis Daguerre. Maar ook al vele jaren daarvoor zijn er uitvinders geweest die soortgelijke uitvindingen hebben gedaan. Zoals Joseph Nicéphore Niépce in 1816.

c          In de beginjaren van de fotografie werd een negatief vastgelegd op een gejodeerde verzilverde koperplaat.

d          Edgar Degas gebruikte fotografie om onverwachte bewegingen vast te leggen in plaats van bestudeerde houdingen. De realiteit kon dus beter worden vast gelegd.

 
 
 
 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

 
 
Foto's gemaakt door Degas, eind 19e eeuw

 
 
Twee dansers op het toneel, Edgar Degas 1874
 
 
e          Impressionisten waren vooral heel blij met de uitvinding van fotografie. Foto benaderen hun idee over objectief kijken. En in plaats van afgewogen contrasten registreert het toestel de harde scheiding tussen zonlicht en schaduw. Foto’s ontmaskeren de academische regels. Net als de impressionisten die ook niet aan de academische regels voldoen.

f           Hieronder zie je een afbeelding van Degas. Geef aan welke aspecten van de vormgeving wijzen op de invloed van fotografie en geef aan waar je dat in het schilderij ziet. De invloed van fotografie kun je zien aan het schaduw licht contrast. Er is een duidelijk verschil te zien, bijvoorbeeld bij de rand van de schaal waar ze zich in wast en de bodem. Verder zie je dat er echt een kader is te zien. De witte kan wordt maar voor de helft afgebeeld omdat de rest gewoon weg niet meer er bij past. Dat is een principe wat je ook bij de fotografie tegenkomt: je hebt een bepaald kader en je kan dat niet aanpassen.
 

De badende vrouw, pastelkrijttekening, Edgar Degas, 1886
 

6             Uitvinding lithografie Lithografie is steendruk. Met vet wordt op steen een tekening gemaakt. Bij het afdrukken met inkt, stoot het vet de inkt af, zodat de druk ontstaat. De uitvinding was bedoeld voor het drukken van muziekschrift, maar beeldend kunstenaars gaan deze techniek gebruiken voor het maken vanaffiches. Een beroemd kunstenaar die dit gedaan heeft is Toulouse Lautrec.
           

 

 

 

 

 

woensdag 3 december 2014

Evaluatie Kunst compo 1


Verwachting

Het verwachte cijfer voor het A-gedeelte (leergedeelte): 6
Het verwachte cijfer voor het B-gedeelte (examenvragen): 5
De cijfers vallen allebei mee want ik hem uiteindelijk hoger gehaald dan mijn verwachtingen.


Voorbereiding toets

1. Heb je tijdens de inleidingen zodanig opgelet, dat je een beeld hebt kunnen vormen van de tijd en de kunststromingen die behandeld zijn?
                Redelijk, het had beter gekund maar het was wel voldoende.

2. Heb je voor jezelf de Bespiegeling thuis doorgelezen als huiswerk?
                Nee dat heb ik niet gedaan.

3. Heb je de opdrachten van je PK op tijd en zorgvuldig gemaakt?
                Ja, vaak had ik ze in de les half af en heb ze toen verder thuis afgemaakt.

4. Heb je genoeg geleerd?
Redelijk, de dag van te voren ben ik begonnen en heb toen best veel gedaan. Maar ik had misschien al eerder kunnen beginnen.

5. Heb je goed geleerd?
                Ik heb samenvattingen gemaakt de PowerPoint door gelezen en de invalshoeken bekeken.

6. Kende je de PowerPoint, De Bespiegeling, de begrippen, de invalshoeken?
                Ja, ja, redelijk, redelijk

 

Het maken van de toets

1. Heb je de vraag goed gelezen?
                Ja, ik heb telkens gewoon rustig de vraag gelezen.

2. Heb je bij de vraagstelling gelet op kunstbeschouwelijke begrippen van elke discipline?
Ik heb bij 1 vraag het blad met de begrippen gebruikt, misschien moet ik dit de volgende keer meer gebruiken.

3. Heb je onderscheid gemaakt tussen voorstelling en vormgeving?
                Ik denk dat ik dat wel heb gedaan, maar ik vond het nog wel lastig.

4. Heb je het goede fragment bekeken/tekst gelezen?
                Ja, ik heb telkens alle bijlage aangeklikt en bekeken of gelezen.

5. Heb je bij open vragen de vraag kort herhaald?
Soms schrijf ik op het einde van mijn antwoord nog een soort conclusie waar dan de vraag nog een beetje in terug komt.

6. Heb je de antwoorden gestructureerd?
Nee, meestal begin ik gewoon met schrijven en dan op het einde wil ik er eigenlijk nog wat tussen kriebelen of dan zet ik het er nog achter. Dus dan wordt het een beetje een kliederzooi.


Voornemens

Waar ga je de volgende keer op letten bij het voorbereiden van de toets?
De invalshoeken kan ik misschien nog beter leren in plaats van alleen doorkijken. Er kwamen bij de leervragen namelijk een paar letterlijk vragen van terug.

Waar ge je de volgende keer op letten bij het maken van de toets?
Soms moet ik preciezer zijn in het antwoorden. Ik heb bijvoorbeeld ergens geschreven dat je dat kunt zien aan het decor. Maar dan moet ik ook uitleggen wat er dan op het decor te zien is. Dus minder algemeen antwoord geven.

donderdag 20 november 2014

Romantiek en realisme invalshoek 4


Invalshoek 4: Kunst en vermaak

1             Er zijn een paar belangrijkste vormen van vermaak in de 19e eeuw:

Liederencyclus: Een reeks liederen met een centraal thema. Voorbeelden: Franz Schubert met die Wintreise of die Schöne Müllerin.

Wals (Weense Wals): Een danssoort in uit de volksmuziek uit Zuid-Duitsland en Oostenrijk rond 1770 is ontstaan. (3/4-maat). De Weense wals is een parendans met een snelle driekwartsmaat (Engelse wals is langzamer).

Operette: Letterlijk kleine opera is een vorm van muziektheater die erg lijkt op opera, maar de onderwerpen zijn vaak iets minder serieus. De muzikale nummers worden vaak verbonden door gesproken dialogen.

Romantisch ballet: Vanuit de hofballetten ontstonden in Frankrijk en Italië rond 1830-1850 het romantisch ballet. Deze balletten gaan vooral over de sprookjeswereld, het bovenaardse, liefde, dood, zelfopoffering. Door de exotische situering en vaak onwezenlijke personages hielp het de mensen even weg te zijn uit het dagelijks leven. De dansers droegen veel wit en tutu’s. Ballet Blanc is een typisch romantisch ballet onderdeel. Voorbeelden zijn het Zwanenmeer en de Notenkraker.

Vaudevilletheater: Populair muziektheater met liederen dat ontstond op basis van het Franse improvisatietoneel. Het kan beschouwd worden als de voorloper van het hedendaagse cabaret en stand-upcomedy.

Melodrama: Een genre in het theater waarbij zang of muziek en drama gecombineerd werden. Muziek werd gebruikt om de emoties te versterken en verduidelijken. Tegenwoordig betekent het dat dramatische actie op toneel, film op televisie begeleid wordt door muziek.

Openbare concerten in concertzalen: Na de Franse revolutie richten muzikanten samen met welgestelde burgers muziekmaatschappijen op om zelf concerten te organiseren. Dat kwam omdat veel muzikanten noodgedwongen ander werk moesten zoeken omdat de speelliedengilde werd afgeschaft.


 
Opera Parijs

2             Mensen vonden het belangrijk om gezien te woorden als ze uitgingen. Dat kun je zien aan bijvoorbeeld de entree. De trap is ontzettend groot, staat midden in, en is sierlijk met de golvende lijnen, beelden en lampen. De trap trekt erg de aandacht, waardoor je zeker gezien wordt als je er oploopt. De zaal zelf is rond, daardoor kunnen de toeschouwers elkaar ook nog een goed bekijken en worden de toeschouwers zelf ook een soort middelpunt. Ook is er een balkon met natuurlijk echter zicht op het spel, maar ook extra zicht op jouw.                   

 

Romantiek en realisme invalshoek 3


Invalshoek 3: Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en economische macht

1 a          In 1863 werden er op de Franse Ecole imperial et speciale des Beaux-Arts verschillende vakken gegeven: Kunstgeschiedenis, anatomie, perspectief, wiskunde, geometrie, geologie, geschiedenis en archeologie.
   b          Een jaar studeren in Rome was de hoogste prijs die je kunt winnen.
   c           De norm was de klassieke kunst (voorbeeld van deze opleiding). Dat zie je aan de prijs die je kon winnen. Ze vakken zijn gebaseerd op klassieke opleidingen in de Middeleeuwen en de renaissance.
   d          Rodin niet toegelaten. Zijn werk voldeed niet aan de strakke academische regels.
   e          Progressieve opleidingen streven naar veranderingen. Terwijl de traditionele zoveel mogelijk aan de oude traditie wil blijven voldoen. De opleidingen uit de 19e eeuw zijn traditioneel. De opleidingen stammen nog af uit de Middeleeuwen en renaissance.

2 a          In de 19e eeuw zie je dat de stijlen in de bouwkunst opnieuw gebruikt worden. Het is vaak zo dat die gebouwen dan niet in 1 stijl gebouwd worden, maar dat er meerdere stijlen door elkaar gebruikt. Dat noem je eclectisch. Bijvoorbeeld het Rijksmuseum.
De twee bouwstijlen in het Rijksmuseum: Gotische stijl en de Hollandse renaissance. De gotische stijl herken je aan de spitse daken, het verticaal gerichte, net als bij een gotische kathedraal uit de middeleeuwen. De Hollandse renaissance herken je aan de symmetrie en de harmonie.


 

 




Rijksmuseum 19e eeuw


 

               
 

 
Notre Dame, 12e eeuw

 



 

 


Paleis op de Dam 17e eeuw

   b          De overheid was de opdrachtgever voor het rijksmuseum. De opdrachtgever is traditioneel. De overheid wil burgers laten zien hoe mooi de Nederlandse geschiedenis is.
   c           Functie van het Rijksmuseum: De collectie Nederlandse kunst en historische objecten bewaren en de burgers iets leren over de Nederlandse geschiedenis. Conserveren en educatie.
  d           Versieringen aan de buitenkant: teksten, portretten, beeldhouwwerken, reliëfs, tegeltableaus. Binnenkant: glas-in-loodvensters, schilderingen, vloermozaïken, sculpturen.
   e          De nieuwe opzet lijkt op die van de 19e eeuw. Waarin de dingen uit de zelfde tijd in een zaal word geplaatst. In 20e eeuw hebben die in het depot gelegen.
   f           Ook de nieuwe rijken zijn opdrachtgevers voor de kunstenaars.


3 a          Werk tentoonstellen in een museum en salon.
   b          Expositieplek verbonden aan de academies met als gevolg dat werk dat daar tentoon gesteld werd moest voldoen aan de academische regels.


4 a          De Salon Refusés is een ruimte ( het Palais de l’ Industrie) waar alle afgekeurde werken hangen en staan, die niet in het Salon mochten. Napoleon vond het zo eerlijker omdat de burgers dan konden kijken of de kritieken van de jury terecht waren.

 

 

 



 Le dejeuner sur l’herbe, Edouard Manet, 1863

  b             4 personen, twee mannen en 1 vrouw zitten op de grond in een bos, de andere vrouw zit iets verder naar achter op haar knieën. De vrouw vooraan is naakt, de twee mannen dragen een pak en een hoedje. Voor naast hen ligt eten. De vrouw achter draagt een witte jurk/kleed. De naakte vrouw is de enige persoon die je aankijkt.
  c            Het schilderij was eerst een groot schandaal door de seksuele lading en het realisme van het schilderij. De naakte vrouw toont geen schaamte en de kikker en de zwevende goudvink worden gezien als symbolen van erotiek.
  d           Het schilderij hangt nu in Musée d’Orsay in Parijs.
  e           Veel kunstenaar die hun werk in de Salon de Refusés mochten hangen zijn nu beroemd. Dat komt omdat ze werken vaak niet voldeden aan de academische voorwaarden. Daardoor wijken de werken af van de kunst die in die tijd vooral gemaakt werkt en dat maakt he werk bijzonder en vooruitstrevend voor die tijd. Later worden de werken bijzonder gevonden, waardoor de kunstenaars beroemd worden. 

 

 

 

woensdag 29 oktober 2014

Romantiek en realisme invalshoek 2


Invalshoek 2: Kunst en esthetica

1 a       Geef aan welke normen men hanteerde aan het eind van de 18de eeuw om te bepalen wanneer kunst mooi was. Waar moest kunst aan voldoen om mooi te zijn? Barok (al in Italië vanaf 1550 en begin 17de eeuw, in de rest van Europa wat later) en het classicisme. Ondanks verschillen tussen die beide stromingen, nemen beide stromingen de klassieke kunst van de Grieken en Romeinen als uitgangspunt. Schoonheid wordt gezien als 'volmaaktheid' en 'ongeschondenheid', een klassiek universeel schoonheidsideaal dus. Kunstenaars streven naar het prefecte, het ideale.
   b       Geef aan hoe die opvattingen over schoonheid in kunst veranderen met het begin van de romantiek. Bij de romantiek ging het meer om je subjectieve ervaringen. Het ging meer over je gevoel, verbeelding en je intuïtie. Geen nageschilderde kerken, maar droombeelden en fantasieën. Ook hechtte ze veel waarde aan natuur. Het goede en het schone gaan niet langer hand in hand.
          Geef vervolgens aan hoe ook die opvattingen veranderen tijdens het realisme. Bij het realisme gaat het om het type kunst dat de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeeft. Ze gingen zich richten op het alledaagse leven. Ze beeldden alles af zoals het er ook echt uitzag en maakten het niet mooier dan dat het was. Kunst is realiteit. Kunst hoeft geen schoonheid te brengen, maar werkelijkheid en waarheid.

Video fragment: Giselle Alessandra Ferri Massimo Muru           
2 a        Een stuk bij ballet waarbij een danser/danseres alleen dans heet een solo.
          Een stuk bij ballet waarbij twee dansers samen dansen heet een duet/ pas-du-deux
          Met welke danstechniek dansen Giselle en de Albrecht en waaraan zie je dat? Klassiek ballet: Het uitdraaien van de benen, de knieën wijzen opzij. Benen en armen worden vanuit vaste posities gebruikt. 
  d         Geef voor twee aspecten van de vormgeving aan welk romantisch idee zij weerspiegelen. Let op, er wordt gevraagd naar de vormgeving van de scene, niet naar de vormgeving van de dans, beweging zelf: De danseressen nemen de hele ruimte in beslag. Daardoor voelt Hilarion zich klein en geïmponeerd. Ook wordt er om hem heen gedanst, waardoor dat gevoel nog eens versterkt wordt.  Door de witte, fragiele, doorschijnende kostuums (met vleugels en/of sluiers) lijkt de danseres een wezen uit een metafysische/bovennatuurlijke werkelijkheid. Door de spitzen lijkt zij nauwelijks contact met de aarde te hebben, waardoor de zwaartekracht wordt ontkend en/of de suggestie van zweven/vliegen wordt gewekt. Dit versterkt het idee van escapisme en/of van de romantische, sprookjesachtige wereld. Het decor van maanverlichte begraafplaats met kale bomen schept een mysterieuze/griezelige sfeer van noodlot of dood.

          Het ballet stuk kan gezien worden als een ‘ballet blanc subliem’. Bij een ballet blanc ligt de nadruk op het uitbeelden van melancholiekegevoels- en stemmingsbeelden. Vaak zijn de dansers bij een ballet blanc geheel gekleed in het wit en lijken te zweven of te vliegen. Het sublieme of ‘verhevene’ roept volgens Burke bewondering en verlangen op, maar ook emoties van angst en verbijstering. Dit deel van het ballet blanc kan subliem genoemd worden. Dat komt door de angst die als de danseressen oproepen, met snelle bewegingen die door de hele groep uitgevoerd worden. Daardoor komen ze machtig en imponerend over. Je voelt je nietig ten opzichten van de danseressen. Ook roept het bij mijverwondering op. Dat komt doordat het er toch erg knap uitziet wat ze doen.
          Rousseau: Deze filosoof heeft een idealistische opvatting over natuur. Hij wil een kind ongekunsteld, natuurlijk opvoeden, de natuur zijn gaan laten gaan.
Darwin: Deze bioloog beschrijft in zijn evolutietheorie hoe nieuwe soorten ontstaan als resultaat van een wetmatigheid in de natuur: survival of the fittest.
Carus: Deze arts, psycholoog en filosoof is vooral bekend geworden door zijn studie over fysionomie, die ervan uitgaat dat uiterlijke kenmerken van een mens symbolen zijn voor het innerlijk.
Baudelaire: Deze man schrijft in 1857 de gedichtenbundel Fleurs du mal, waartegen een rechtszaak wordt aangespannen vanwege ‘onwelgevoeligheid’. Hij had weinig oog voor de natuur, was een stads mens. Van het platte realisme moest hij niets hebben, hij was gericht op het hogere, het onvatbare, het onzichtbare. Om hem daarbij te helpen, gebruikte hij drugs die en verklaring vormen voor zijn syneshetische beschrijvingen, waarbij hij beelden vergelijkt met muziek en andere sensaties.
Friedrich: Deze schilder meent dat zichtbare en tastbare fenomenen van de natuur verschijningen zijn van het onzichtbare en onnoembare, als schaduwen van God. In zijn werk staat de relatie tussen mens, natuur en God centraal.  

4 a        Muziekfragment 1 roept vrolijke beelden op. Ze hebben bij mij geen voorstelling. Ik zie allerlei kleine vormpjes bij elkaar. Waarschijnlijk ook door het tempo van het muziekstuk. Verder zijn de kleuren fel.
b        Bij het tweede muziekfragment hoor je meteen de donker ondertoon. Hierbij denk ik aan donker vlakken die de overmacht hebben over kleine fel gekleurde stipjes en vormpjes.
c         Absolute muziek is een muziekstuk met een vaste klassieke opbouw. Programmamuziek is muziek die bedoeld is om beelden bij je op laten roepen. Het is dus een vorm van muziek die een verhaal vertelt of iets uitbeeldt dat op literatuur, geschiedenis of natuur betrekking heeft. Een symfonisch gedicht is een muzikaal werk voor orkest, waarbij de componist een buitenmuzikaal thema met muzikale middelen beschrijft. Dat thema kan bijvoorbeeld een verhaal zijn, een schilderij of een landschap. Deze vorm van programmamuziek speelt een belangrijke rol in de romantische muziek in de 19e eeuw.
d        Fragment 1 is programmamuziek. Toch heb ik hier geen voorstelling bij gemaakt. Bij het tweede fragment komt het wel overeen, want dat is absolute muziek.

5           Lyriek en dramatiek zijn de middelen waarmee de romantische kunstenaar zeggingskracht geeft aan zijn emoties, gemoedsstemmingen in relatie tot de droevige en aangrijpende onderwerpen. In dit opzicht is de muziek letterlijk toonaangevend. Als geen andere kunst is zij in staat om emoties op te roepen en het onzegbare te vertolken. Muziek staat daarmee model voor de andere disciplines. Lyrisch komt van het Griekse woord ‘Lura’ dat lier betekent. Bij de Grieken werden gedichten altijd voorgedragen met de begeleiding van een instrument, een lier.

donderdag 2 oktober 2014

Romantiek en realisme invalshoek 1


Invalshoek 1: Kunst en religie, levensbeschouwing

          De Franse revolutie: De burgers vinden de staatsinrichting hoe die was niet meer goed. Ze willen niet dat alleen de vorsten en adel de macht heeft. De burgers willen gelijkheid voor iedereen. Om deze staatsvorm te realiseren is er een revolutie nodig. Dit gebeurt in 1789 tot 1795. De Franse revolutie is een opstand van het volk tegen de koning en de adel. De revolutie begint met de bestorming van de Bastille in 1789. De burgers willen vooral vrijheid en gelijke rechten voor alle burgers.


Schilderij 'La Liberté guidant le peuble, Eugène Delacroix'
2 a        Voorstelling: Je ziet een groep soldaten, of in ieder geval mannen met geweren. Midden in de groep staat een vrouw. Ze staat op een plateau. De vrouw heeft een jurk aan, maar wel een ontbloot bovenlijf. Met haar rechter hand houdt ze de Franse vlag omhoog. Vooraan op de afbeelding zie je dode mannen op de grond liggen. Op de achtergrond zie je een stof wolk. Nog verder naar achter zijn er aan de rechter kant een paar huizen en gebouwen te zien.
          In de voorstelling: Het gebaar met de vlag, het opheffen van de vlag. De wapens. In de vormgeving: licht-donkercontrast, vlag steekt af tegen het bruinige. Veel schuine lijnen, dynamische compositie, beweging.


Muziekfragment 'Eroica, Ludwig von Beethoven'
3 a       Instrument groepen die ik hoor: blazers, strijkers, trommel.
         Eigenlijk is de symfonie opgedragen aan Napoleon.
          Het muziekstuk heeft een groots karakter. Een hoog tempo (het gaat steeds sneller) en veel verschil in dynamiek met vooral de nadruk op de harde delen geeft dit weer. Daardoor heeft het een groot bereik. In die harde delen lijkt het alsof alle instrumenten op maximaal volume worden bespeeld. Dat straalt kracht en macht uit. Ook wordt er een deel steeds herhaalt, met meer instrumenten. Daardoor lijkt het alsof er een leider is met volgers. En een steeds hoger tempo, dus krachtiger.
       Het werk is uiteindelijk opgedragen aan vorst Franz Joseph Maximilian von Lobkowitz. Beethoven heeft dit gewijzigd omdat Napoleon zich in 1804 tot keizer heeft laten kronen. Een keizerstitel laat zich nauwelijks rijmen met de oorspronkelijke uitgangspunten van de revolutie.
e        De kijk van de mensen op de revolutie verandert en dat heeft invloed op de kunst. De mensen vinden dat de vorsten en keizers te veel macht hebben. En ze hoopte dat alles beter zou zijn nu de koning was afgezet. Zijn ze teleurgesteld omdat ze meer verwacht hadden van de revolutie. Ze burgers zijn nog steeds arm en hebben niet meer macht gekregen. Dit uit zich in de kunst zo dat ze willen vluchten van de werkelijkheid.      

          Het 19e-eeuwse denken kan gekarakteriseerd worden met de woorden: historicisme en positivisme. Ontwikkelingen worden gezien als een logische reeks van these, anti-these en synthese. De geschiedenis verloopt volgens zo’n, lineair, proces. Wetenschappers stellen stappen op om methodisch te werken. Kunstgeschiedenis en muziekgeschiedenis ontstaan als wetenschap.