woensdag 29 oktober 2014

Romantiek en realisme invalshoek 2


Invalshoek 2: Kunst en esthetica

1 a       Geef aan welke normen men hanteerde aan het eind van de 18de eeuw om te bepalen wanneer kunst mooi was. Waar moest kunst aan voldoen om mooi te zijn? Barok (al in Italië vanaf 1550 en begin 17de eeuw, in de rest van Europa wat later) en het classicisme. Ondanks verschillen tussen die beide stromingen, nemen beide stromingen de klassieke kunst van de Grieken en Romeinen als uitgangspunt. Schoonheid wordt gezien als 'volmaaktheid' en 'ongeschondenheid', een klassiek universeel schoonheidsideaal dus. Kunstenaars streven naar het prefecte, het ideale.
   b       Geef aan hoe die opvattingen over schoonheid in kunst veranderen met het begin van de romantiek. Bij de romantiek ging het meer om je subjectieve ervaringen. Het ging meer over je gevoel, verbeelding en je intuïtie. Geen nageschilderde kerken, maar droombeelden en fantasieën. Ook hechtte ze veel waarde aan natuur. Het goede en het schone gaan niet langer hand in hand.
          Geef vervolgens aan hoe ook die opvattingen veranderen tijdens het realisme. Bij het realisme gaat het om het type kunst dat de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeeft. Ze gingen zich richten op het alledaagse leven. Ze beeldden alles af zoals het er ook echt uitzag en maakten het niet mooier dan dat het was. Kunst is realiteit. Kunst hoeft geen schoonheid te brengen, maar werkelijkheid en waarheid.

Video fragment: Giselle Alessandra Ferri Massimo Muru           
2 a        Een stuk bij ballet waarbij een danser/danseres alleen dans heet een solo.
          Een stuk bij ballet waarbij twee dansers samen dansen heet een duet/ pas-du-deux
          Met welke danstechniek dansen Giselle en de Albrecht en waaraan zie je dat? Klassiek ballet: Het uitdraaien van de benen, de knieën wijzen opzij. Benen en armen worden vanuit vaste posities gebruikt. 
  d         Geef voor twee aspecten van de vormgeving aan welk romantisch idee zij weerspiegelen. Let op, er wordt gevraagd naar de vormgeving van de scene, niet naar de vormgeving van de dans, beweging zelf: De danseressen nemen de hele ruimte in beslag. Daardoor voelt Hilarion zich klein en geïmponeerd. Ook wordt er om hem heen gedanst, waardoor dat gevoel nog eens versterkt wordt.  Door de witte, fragiele, doorschijnende kostuums (met vleugels en/of sluiers) lijkt de danseres een wezen uit een metafysische/bovennatuurlijke werkelijkheid. Door de spitzen lijkt zij nauwelijks contact met de aarde te hebben, waardoor de zwaartekracht wordt ontkend en/of de suggestie van zweven/vliegen wordt gewekt. Dit versterkt het idee van escapisme en/of van de romantische, sprookjesachtige wereld. Het decor van maanverlichte begraafplaats met kale bomen schept een mysterieuze/griezelige sfeer van noodlot of dood.

          Het ballet stuk kan gezien worden als een ‘ballet blanc subliem’. Bij een ballet blanc ligt de nadruk op het uitbeelden van melancholiekegevoels- en stemmingsbeelden. Vaak zijn de dansers bij een ballet blanc geheel gekleed in het wit en lijken te zweven of te vliegen. Het sublieme of ‘verhevene’ roept volgens Burke bewondering en verlangen op, maar ook emoties van angst en verbijstering. Dit deel van het ballet blanc kan subliem genoemd worden. Dat komt door de angst die als de danseressen oproepen, met snelle bewegingen die door de hele groep uitgevoerd worden. Daardoor komen ze machtig en imponerend over. Je voelt je nietig ten opzichten van de danseressen. Ook roept het bij mijverwondering op. Dat komt doordat het er toch erg knap uitziet wat ze doen.
          Rousseau: Deze filosoof heeft een idealistische opvatting over natuur. Hij wil een kind ongekunsteld, natuurlijk opvoeden, de natuur zijn gaan laten gaan.
Darwin: Deze bioloog beschrijft in zijn evolutietheorie hoe nieuwe soorten ontstaan als resultaat van een wetmatigheid in de natuur: survival of the fittest.
Carus: Deze arts, psycholoog en filosoof is vooral bekend geworden door zijn studie over fysionomie, die ervan uitgaat dat uiterlijke kenmerken van een mens symbolen zijn voor het innerlijk.
Baudelaire: Deze man schrijft in 1857 de gedichtenbundel Fleurs du mal, waartegen een rechtszaak wordt aangespannen vanwege ‘onwelgevoeligheid’. Hij had weinig oog voor de natuur, was een stads mens. Van het platte realisme moest hij niets hebben, hij was gericht op het hogere, het onvatbare, het onzichtbare. Om hem daarbij te helpen, gebruikte hij drugs die en verklaring vormen voor zijn syneshetische beschrijvingen, waarbij hij beelden vergelijkt met muziek en andere sensaties.
Friedrich: Deze schilder meent dat zichtbare en tastbare fenomenen van de natuur verschijningen zijn van het onzichtbare en onnoembare, als schaduwen van God. In zijn werk staat de relatie tussen mens, natuur en God centraal.  

4 a        Muziekfragment 1 roept vrolijke beelden op. Ze hebben bij mij geen voorstelling. Ik zie allerlei kleine vormpjes bij elkaar. Waarschijnlijk ook door het tempo van het muziekstuk. Verder zijn de kleuren fel.
b        Bij het tweede muziekfragment hoor je meteen de donker ondertoon. Hierbij denk ik aan donker vlakken die de overmacht hebben over kleine fel gekleurde stipjes en vormpjes.
c         Absolute muziek is een muziekstuk met een vaste klassieke opbouw. Programmamuziek is muziek die bedoeld is om beelden bij je op laten roepen. Het is dus een vorm van muziek die een verhaal vertelt of iets uitbeeldt dat op literatuur, geschiedenis of natuur betrekking heeft. Een symfonisch gedicht is een muzikaal werk voor orkest, waarbij de componist een buitenmuzikaal thema met muzikale middelen beschrijft. Dat thema kan bijvoorbeeld een verhaal zijn, een schilderij of een landschap. Deze vorm van programmamuziek speelt een belangrijke rol in de romantische muziek in de 19e eeuw.
d        Fragment 1 is programmamuziek. Toch heb ik hier geen voorstelling bij gemaakt. Bij het tweede fragment komt het wel overeen, want dat is absolute muziek.

5           Lyriek en dramatiek zijn de middelen waarmee de romantische kunstenaar zeggingskracht geeft aan zijn emoties, gemoedsstemmingen in relatie tot de droevige en aangrijpende onderwerpen. In dit opzicht is de muziek letterlijk toonaangevend. Als geen andere kunst is zij in staat om emoties op te roepen en het onzegbare te vertolken. Muziek staat daarmee model voor de andere disciplines. Lyrisch komt van het Griekse woord ‘Lura’ dat lier betekent. Bij de Grieken werden gedichten altijd voorgedragen met de begeleiding van een instrument, een lier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten