Invalshoek 3: Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en
economische macht
1 a In 1863 werden er op de Franse Ecole
imperial et speciale des Beaux-Arts verschillende vakken gegeven:
Kunstgeschiedenis, anatomie, perspectief, wiskunde, geometrie, geologie,
geschiedenis en archeologie.
b Een
jaar studeren in Rome was de hoogste prijs die je kunt winnen.
c De
norm was de klassieke kunst (voorbeeld van deze opleiding). Dat zie je aan de
prijs die je kon winnen. Ze vakken zijn gebaseerd op klassieke opleidingen in
de Middeleeuwen en de renaissance.
d Rodin
niet toegelaten. Zijn werk voldeed niet aan de strakke academische regels.
e Progressieve opleidingen streven naar
veranderingen. Terwijl de traditionele zoveel mogelijk aan de oude traditie wil
blijven voldoen. De opleidingen uit de 19e eeuw zijn traditioneel.
De opleidingen stammen nog af uit de Middeleeuwen en renaissance.
2 a In de 19e eeuw zie je dat
de stijlen in de bouwkunst opnieuw gebruikt worden. Het is vaak zo dat die
gebouwen dan niet in 1 stijl gebouwd worden, maar dat er meerdere stijlen door
elkaar gebruikt. Dat noem je eclectisch. Bijvoorbeeld het Rijksmuseum.
De twee bouwstijlen in het
Rijksmuseum: Gotische stijl en de Hollandse renaissance. De gotische stijl
herken je aan de spitse daken, het verticaal gerichte, net als bij een gotische
kathedraal uit de middeleeuwen. De Hollandse renaissance herken je aan de
symmetrie en de harmonie.
Rijksmuseum 19e eeuw
Notre Dame, 12e eeuw
Paleis op de Dam 17e eeuw
b De
overheid was de opdrachtgever voor het rijksmuseum. De opdrachtgever is
traditioneel. De overheid wil burgers laten zien hoe mooi de Nederlandse
geschiedenis is.
c Functie
van het Rijksmuseum: De collectie Nederlandse kunst en historische objecten
bewaren en de burgers iets leren over de Nederlandse geschiedenis. Conserveren
en educatie.
d Versieringen
aan de buitenkant: teksten, portretten, beeldhouwwerken, reliëfs, tegeltableaus.
Binnenkant: glas-in-loodvensters, schilderingen, vloermozaïken, sculpturen.
e De
nieuwe opzet lijkt op die van de 19e eeuw. Waarin de dingen uit de
zelfde tijd in een zaal word geplaatst. In 20e eeuw hebben die in
het depot gelegen.
f Ook
de nieuwe rijken zijn opdrachtgevers voor de kunstenaars.
3 a Werk tentoonstellen in een museum en
salon.
b Expositieplek
verbonden aan de academies met als gevolg dat werk dat daar tentoon gesteld
werd moest voldoen aan de academische regels.
4 a De Salon Refusés is een ruimte ( het
Palais de l’ Industrie) waar alle afgekeurde werken hangen en staan, die niet
in het Salon mochten. Napoleon vond het zo eerlijker omdat de burgers dan
konden kijken of de kritieken van de jury terecht waren.
Le dejeuner sur l’herbe, Edouard
Manet, 1863
b 4 personen, twee mannen en 1 vrouw
zitten op de grond in een bos, de andere vrouw zit iets verder naar achter op
haar knieën. De vrouw vooraan is naakt, de twee mannen dragen een pak en een
hoedje. Voor naast hen ligt eten. De vrouw achter draagt een witte jurk/kleed.
De naakte vrouw is de enige persoon die je aankijkt.
c Het
schilderij was eerst een groot schandaal door de seksuele lading en het
realisme van het schilderij. De naakte vrouw toont geen schaamte en de kikker
en de zwevende goudvink worden gezien als symbolen van erotiek.
d Het
schilderij hangt nu in Musée d’Orsay in Parijs.
e Veel
kunstenaar die hun werk in de Salon de Refusés mochten hangen zijn nu beroemd.
Dat komt omdat ze werken vaak niet voldeden aan de academische voorwaarden.
Daardoor wijken de werken af van de kunst die in die tijd vooral gemaakt werkt
en dat maakt he werk bijzonder en vooruitstrevend voor die tijd. Later worden
de werken bijzonder gevonden, waardoor de kunstenaars beroemd worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten