donderdag 20 november 2014

Romantiek en realisme invalshoek 3


Invalshoek 3: Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en economische macht

1 a          In 1863 werden er op de Franse Ecole imperial et speciale des Beaux-Arts verschillende vakken gegeven: Kunstgeschiedenis, anatomie, perspectief, wiskunde, geometrie, geologie, geschiedenis en archeologie.
   b          Een jaar studeren in Rome was de hoogste prijs die je kunt winnen.
   c           De norm was de klassieke kunst (voorbeeld van deze opleiding). Dat zie je aan de prijs die je kon winnen. Ze vakken zijn gebaseerd op klassieke opleidingen in de Middeleeuwen en de renaissance.
   d          Rodin niet toegelaten. Zijn werk voldeed niet aan de strakke academische regels.
   e          Progressieve opleidingen streven naar veranderingen. Terwijl de traditionele zoveel mogelijk aan de oude traditie wil blijven voldoen. De opleidingen uit de 19e eeuw zijn traditioneel. De opleidingen stammen nog af uit de Middeleeuwen en renaissance.

2 a          In de 19e eeuw zie je dat de stijlen in de bouwkunst opnieuw gebruikt worden. Het is vaak zo dat die gebouwen dan niet in 1 stijl gebouwd worden, maar dat er meerdere stijlen door elkaar gebruikt. Dat noem je eclectisch. Bijvoorbeeld het Rijksmuseum.
De twee bouwstijlen in het Rijksmuseum: Gotische stijl en de Hollandse renaissance. De gotische stijl herken je aan de spitse daken, het verticaal gerichte, net als bij een gotische kathedraal uit de middeleeuwen. De Hollandse renaissance herken je aan de symmetrie en de harmonie.


 

 




Rijksmuseum 19e eeuw


 

               
 

 
Notre Dame, 12e eeuw

 



 

 


Paleis op de Dam 17e eeuw

   b          De overheid was de opdrachtgever voor het rijksmuseum. De opdrachtgever is traditioneel. De overheid wil burgers laten zien hoe mooi de Nederlandse geschiedenis is.
   c           Functie van het Rijksmuseum: De collectie Nederlandse kunst en historische objecten bewaren en de burgers iets leren over de Nederlandse geschiedenis. Conserveren en educatie.
  d           Versieringen aan de buitenkant: teksten, portretten, beeldhouwwerken, reliëfs, tegeltableaus. Binnenkant: glas-in-loodvensters, schilderingen, vloermozaïken, sculpturen.
   e          De nieuwe opzet lijkt op die van de 19e eeuw. Waarin de dingen uit de zelfde tijd in een zaal word geplaatst. In 20e eeuw hebben die in het depot gelegen.
   f           Ook de nieuwe rijken zijn opdrachtgevers voor de kunstenaars.


3 a          Werk tentoonstellen in een museum en salon.
   b          Expositieplek verbonden aan de academies met als gevolg dat werk dat daar tentoon gesteld werd moest voldoen aan de academische regels.


4 a          De Salon Refusés is een ruimte ( het Palais de l’ Industrie) waar alle afgekeurde werken hangen en staan, die niet in het Salon mochten. Napoleon vond het zo eerlijker omdat de burgers dan konden kijken of de kritieken van de jury terecht waren.

 

 

 



 Le dejeuner sur l’herbe, Edouard Manet, 1863

  b             4 personen, twee mannen en 1 vrouw zitten op de grond in een bos, de andere vrouw zit iets verder naar achter op haar knieën. De vrouw vooraan is naakt, de twee mannen dragen een pak en een hoedje. Voor naast hen ligt eten. De vrouw achter draagt een witte jurk/kleed. De naakte vrouw is de enige persoon die je aankijkt.
  c            Het schilderij was eerst een groot schandaal door de seksuele lading en het realisme van het schilderij. De naakte vrouw toont geen schaamte en de kikker en de zwevende goudvink worden gezien als symbolen van erotiek.
  d           Het schilderij hangt nu in Musée d’Orsay in Parijs.
  e           Veel kunstenaar die hun werk in de Salon de Refusés mochten hangen zijn nu beroemd. Dat komt omdat ze werken vaak niet voldeden aan de academische voorwaarden. Daardoor wijken de werken af van de kunst die in die tijd vooral gemaakt werkt en dat maakt he werk bijzonder en vooruitstrevend voor die tijd. Later worden de werken bijzonder gevonden, waardoor de kunstenaars beroemd worden. 

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten